Drie partijen zetten expertise in rondom verzameldwang

Verzameldwang is de zichtbaar geworden behoefte aan veilige hoge muren, vandaar die hoge stapels spullen.

“Drie jaar geleden begonnen we met drie personen, inmiddels zijn we met dertien medewerkers. Dus je kunt wel zeggen dat het een concept is dat aanslaat.” Aan het woord zijn Menno Norden, gz-psycholoog bij Eleos, Leonard van de Wetering, maatschappelijk werker bij EBC en Klazien Tempelaar, professional organizer. Samen bieden zij hulp aan mensen met verzameldwang.

Menno vertelt: “In 2015 werd de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ingevoerd en verschoof een deel van de zorg naar de gemeente. Veel gemeenten weten niet goed hoe ze moeten omgaan met mensen met verzameldwang, ook wel mensen met hoarding genoemd. Annerie, een van de professional organizers in ons team, zag kansen om deze mensen met hardnekkige problematiek begeleiding te bieden. Omdat alleen opruimen niet helpt, heeft zij het EBC en Eleos erbij betrokken. Samen hebben we een volledig hulpaanbod.”

Hoarding-arrangement is een gat in de markt

Leonard: “Er is lange tijd maar wat gedaan bij hoardingproblematiek. Men dacht dat er vooral snel doorgepakt moest worden, in zo min mogelijk tijd. Als de thuiszorg dan bij mensen thuis kwamen, sloegen zij aan het opruimen, maar liepen ze tegelijkertijd stuk op de weerstand van cliënten. Er was een gebrek aan kennis rondom deze complexe problematiek. Bij hoarding is er sprake van een combinatie van het verzamelen van zaken en psychische problemen zoals trauma en rouw.”  Menno: “Eigenlijk bestaat hoarding op zichzelf niet. Er is bijna altijd sprake  van ook een ander probleem, zoals ADHD of persoonlijkheidsproblematiek. Dat maakt het complex en noodzakelijk dat je het samen doet. Dat is de kracht van ons team, drie verschillende disciplines die samenwerken.

De hulpvraag komt meestal via gemeentes of de woningbouwvereniging bij ons binnen, zij signaleren de problemen. Ook familie, buren of de sociale omgeving van onze cliënten schakelen ons in. Het EBC verzamelt de aanmeldingen. Soms gaat hier een traject van een jaar aan vooraf voordat iemand zegt: ik wil met mijn verzameldwang aan de slag.”

Niet iedereen komt in aanmerking

Menno: “Aan het begin wilden we iedereen wel helpen. Inmiddels hebben we geleerd dat niet iedereen in aanmerking komt voor ons hoarding-arrangement. De twee voorwaarden die voor ons van belang zijn:

  1. Is er écht sprake van verzameldwang?
  2. Is iemand te behandelen en in staat om op zichzelf te reflecteren?

Het is belangrijk dat iemand in staat is om de verandering te  handhaven. Daarnaast is het noodzakelijk dat iemand die gebruik wil maken van het hoarding-arrangement altijd met twee van de drie partijen (EBC, Eleos en professional organizer) in zee wil gaan.”

Menno: “Mensen die  we helpen, hebben vaak al een lange geschiedenis in de zorg. En ook voor dit traject heb je een lange adem nodig: we zijn gemiddeld twee jaar bij iemand betrokken. Soms hebben mensen een minimale intrinsieke motivatie om het probleem aan te pakken. In zo’n geval moet je iemand een motivatie opleggen. Die bestaat bijvoorbeeld uit een uithuisplaatsing door de woningbouwvereniging. Dat is niet bedoeld als een loos dreigement, want deze kans is vaak reëel. Mensen met hoarding zorgen in hun leefomgeving voor veel overlast. Externe druk geeft mensen soms net dat extra duwtje dat ze nodig hebben om aan de slag te gaan met hun problemen.”

Zelf ruimen we haast niets op

Klazien: “Als opruimcoach help ik iemand om keuzes te maken bij de grote hoeveelheid spullen die hij of zij heeft. Als de cliënt het goed vindt, help ik mee met het verplaatsen van spullen en zelfs met het afvoeren ervan. Mensen met hoarding kunnen moeilijk afstand doen van hun spullen. Als ze iets wegdoen, willen ze dat het een goede herbestemming krijgt. Ik rijd graag voor ze langs de kringloop. Mensen vragen altijd of ik veel opruim. Dat is niet het geval: ik ruim juist bijna niets op. Het doel van mijn inzet is iemand met verzameldrang weer in zijn of haar kracht te zetten. Als iemand weer een doel heeft in het leven of verdriet een plek heeft gegeven, vermindert de verzameldrang. Dat bereik ik door te helpen, maar uiteindelijk moet diegene het toch echt zelf doen.”

Menno: “Ik zie mensen hooguit een uur per week. Mijn taak is om in te schatten wat voor psychische problemen er precies achter de verzameldwang zitten. Daarnaast bekijk ik hoe we de cliënt het beste kunnen benaderen, welke aanpak het beste werkt en welk gedrag we kunnen verwachten. Mijn voordeel is dat ik een stuk achtervang heb. Als een cliënt suïcidaal blijkt te zijn, hoef ik dat niet alleen op te pakken: ik heb de expertise van mijn collega’s bij Eleos achter de hand.

De motivatie van een cliënt is van groot belang voor het succes van de behandeling. Dit heb ik aan de andere leden van het hoardingteam uitgelegd. Aan het begin werd iedereen doorgestuurd naar Eleos, maar dat heeft geen zin. Als iemand niet geholpen wil worden, ga je dingen doen die zinloos zijn.

Leonard is in het team de link naar de sociale omgeving van de cliënt. Hij overlegt met wijkteams en betrekt hen bij de behandeling. Hij heeft zicht op het netwerk in de woonplaats van de cliënt.

Leonard: “Ik houd me inderdaad niet bezig met opruimen of behandelen, ik buig me over alle andere levensgebieden. Ik help de cliënt bijvoorbeeld een sociaal netwerk opbouwen, coördineer de inzet van vrijwilligers, maar werk ook aan administratie en financiën. Verder heb ik contacten met casemanagers en gemeentes en betrek ik het sociale netwerk van de cliënt tijdens systeemgesprekken. Dat netwerk van een cliënt is erg belangrijk. Vaak zien we dat er bij de kinderen van cliënten veel bereidheid is om te helpen. Zij zien hoe hun ouders vastlopen en dragen graag bij aan een oplossing.

Menno: “In het hoardingteam ben je gedwongen om samen te werken, omdat iedereen zijn eigen kennis inbrengt.” Klazien: “Als ik iemand met hoarding helemaal alleen zou begeleiden, zou ik kunnen bezwijken onder de last van de problematiek. Nu delen we die last met elkaar en steunen elkaar. Een punt van aandacht in ons werk is ook de zelfzorg. Door middel van intervisie en door anderen te bellen als ik blij of verdrietig ben, zorg ik ervoor dat ik er zelf niet aan onderdoor ga.

Netwerk cruciaal bij verzameldwang

Menno: “Voor mensen met hoarding is een wekelijks bezoek aan het buurthuis soms het enige contactmoment dat ze met de buitenwereld hebben. De meeste mensen met verzameldwang hebben geen werk. Thuis kunnen ze vaak geen mensen uitnodigen, omdat het huis letterlijk vol staat. Ik ben in huizen geweest waar er tussen bergen spullen soms net een klein paadje was waardoor je naar de woonkamer kon.”

Leonard: “De intakegesprekken beginnen vaak in de gang, omdat je letterlijk niet verder kunt. Als je een jaar later een verjaardag in de woonkamer viert, zie je het concrete resultaat van je werk.”

Frustratie

Menno: “Soms ben je wel twee jaar bezig bij iemand. Als je dan nog steeds moet concluderen dat er niets is gebeurd, ondanks je inzet, is dat heel frustrerend. Het brengt ook een gevoel van machteloosheid en onbegrip met zich mee. Mensen zitten zo vast in hun leven in hun spullen. Je ziet het letterlijk in hun huis ontstaan. Er zijn tv-programma’s waarin ze mensen met hoarding helpen. Het is natuurlijk interessant om in de huizen en levens van deze mensen mee te kijken. En op tv boeken ze snel resultaat. Maar het is anders als je twee jaar bij iemand thuis bezig bent. Deze twee jaren inzet is realistischer dan de drie maanden die je op tv ziet.”

Leonard: “We hebben niet alleen maar succes. Soms moesten we behandelingen stoppen omdat mensen niet gemotiveerd waren. Dan ben je water naar de zee aan het dragen en dat is zinloos.”

Respect voor collega´s

Leonard: “Ik heb veel respect voor de organizers. Er staan zoveel spullen in huis; waar begin je dan? Je hebt een eindeloos geduld nodig. De woningen zijn overvol en in sommige huizen is het heel koud omdat de verwarming niet aan kan. Er vallen ook wel eens wat spullen. Organizers zitten drie uur bij mensen thuis. Ik voer alleen een kort gesprek in een vieze of donkere omgeving en ga dan weer weg.”

Klazien: “Ik ben organizer en bemoei me graag overal mee. Ik mag veel meer tijd aan mensen besteden dan de maatschappelijk werkers of de psychologen die de cliënt begeleiden. Daardoor zie en hoor ik veel en krijg ik ook veel vertrouwen van de mensen.

Klazien: “We maken in het hoardingteam graag gebruik van vrijwilligers. Er is nu bijvoorbeeld een vrijwilliger die het vuur uit zijn sloffen loopt en enorm betrokken is. Hij maakt praktische dingen mogelijk die buiten onze opdracht vallen. Als er mensen zijn die tijd hebben en hun expertise willen inzetten als vrijwilliger, kunnen ze altijd contact met ons opnemen.”

Er is veel interesse in ons hoarding-arrangement

Leonard: “Ons team bestaat inmiddels uit dertien mensen. In deze regio (Noord Veluwe) is het een gat in de markt, want er was nog geen speciaal aanbod. Op het moment dat we ons aanbod presenteerden, kwamen er nog meer aanmeldingen.

Ook landelijk is onze aanpak uniek. Menno en ik zitten samen in de landelijke werkgroep hoarding. Maatschappelijk werkers en professional organizers werken wel vaker samen, maar er zijn maar in  weinig gevallen ook nog ggz-organisaties aangesloten. Juist ggz-instellingen zijn belangrijk voor het slagen van het traject, omdat het vaak gaat om complexe problematiek. Psychologen zijn moeilijk te vinden omdat het helpen van mensen met hoarding een nogal tijdsintensieve klus  is. In de ggz worden mensen vaak maximaal negen maanden geholpen, bij hoarding heb je minimaal twee jaar nodig. Omdat onze aanpak helpt en nog steeds interesse heeft van buitenaf, hopen we dat het op andere plekken in het land navolging vindt. Wij blijven enthousiast om dat het werkt en samenwerking in de aanpak zo belangrijk is. Cliënten zien door onze aanpak weer licht aan het einde van de tunnel.”